Tussen 1938 en 1965 maakte Manzù in totaal 50 ‘kardinalen’.
Sommigen zitten, anderen staan en telkens zijn ze tussen 20 cm en 2,5 m hoog. Op een enkel voorbeeld na zijn het nooit individuele portretten. Het was de vorm die Manzù fascineerde.
De kunstenaar was erg onder de indruk toen hij in 1938 in de Sint-Pieterskathedraal in Rome enkele kardinalen bij elkaar zag staan, de omhulde lichamen, de vorm in de vorm. In dit beeld is de kardinaal zeer ingetogen, de ogen neergeslagen, in meditatie verzonken. Zijn mantel zit strak rond zijn voor het overige haast vormloze lichaam. Buiten het gelaat en een hand zien we enkel kleding. Een gesloten, zeer kwetsbaar aandoende figuur.
Manzù was tekenaar, schilder en houtsnijder. Het werk van Donatello en Medardo Rosso fascineerde hem zozeer dat hij uiteindelijk voor de beeldhouwkunst koos, daarin op weg gezet door Maillol. Hij combineerde marxisme en geloof, wat het merendeel van zijn werken religieus geïnspireerd maakt. Als begenadigd portrettist vervaardigde hij niet enkel portretten van kardinalen en van zijn persoonlijke vriend, paus Johannes XXIII, maar ook van klassieke danseressen. De mensheid in al zijn facetten en finesses interesseerde hem nog het meest van al.
Specificaties
- De Kardinaal
- 1952
- h. 170 cm x b. 49 cm x d. 51 cm
- Brons
- MID.B.039